Het Dunning en Kruger Effect toelichting en kritiek
Overzicht van recent onderzoek naar het Dunning-Kruger-effect
Studies die het effect bevestigen of verder onderbouwen
Jansen, Rafferty & Griffiths (2021, Nature Human Behaviour) – Deze studie voerde een grootschalige replicatie uit (twee experimenten met ~4.000 deelnemers elk) van de oorspronkelijke Dunning & Kruger-bevindingen. De onderzoekers ontwikkelden een rationeel model om alternatieve verklaringen te toetsen. Zij vonden ondersteuning voor het idee dat laagpresteerders daadwerkelijk minder goed kunnen inschatten of hun antwoorden correct zijn in bepaalde domeinen (grammatica en logica)pubmed.ncbi.nlm.nih.gov. Dit suggereert dat zwakkere presteerders een metacognitief tekort hebben ten opzichte van betere presteerders, wat in lijn is met het klassieke Dunning-Kruger-mechanisme.
Adamecz, Ilieva & Shure (2025, Journal of Behavioral and Experimental Economics) – Met gebruik van een omvangrijke Britse geboortecohortdataset (landelijk representatief) onderzochten deze auteurs of het Dunning-Kruger-effect (DKE) standhoudt wanneer cognitieve vaardigheid op meerdere manieren is gemeten. Zij repliceerden eerdere modellen en toonden aan dat het DKE inderdaad aanwezig is in hun dataiza.org. Opvallend was dat zij als eersten keken naar sekseverschillen: hoewel mannen en vrouwen verschilden in zelfinschattingsbias (mannen overschatten zichzelf meer, vrouwen onderschatten zichzelf)iza.org, bleek het DKE niet geslachtsafhankelijk. Met andere woorden, zowel bij mannen als vrouwen gold dat de minder bekwame personen relatief hun eigen vaardigheden overschatteniza.org.
Rapeli (2023, Journal of Elections, Public Opinion and Parties) – Deze politieke wetenschapsstudie analyseerde of het Dunning-Kruger-effect in politieke kennis is toegenomen in het tijdperk van sociale media. Vergelijking van representatieve steekproeven uit 2008 en 2020 in Finland liet zien dat het effect in 2020 iets meer voorkwam dan in 2008, maar dit verschil was statistisch niet significantresearchgate.net. Wel bleek dat overmatige zelfoverschatting vooral samenhing met het vertrouwen op internet en sociale media als nieuwsbron, niet met traditioneel nieuwsresearchgate.net. Sociale media lijken de neiging tot overschatting van eigen politieke kennis te versterken, met name bij de minst kennisrijke groep burgersresearchgate.net. Dit duidt erop dat de veranderde informatielandschap (meer online informatie) mogelijk bijdraagt aan een sterker Dunning-Kruger-effect in de context van politieke kennis.
Gaeta et al. (2024, J. of the Amer. College of Emergency Physicians Open) – Onderzoek in de medische opleiding toonde het DKE aan in een praktische context. Ruim 7.500 arts-assistenten spoedeisende geneeskunde werd gevraagd hun score op een landelijke toets in te schatten, zowel absoluut als relatief ten opzichte van peers. Over het algemeen konden deze artsen hun absolute score redelijk goed inschatten, maar in de relatieve beoordeling ten opzichte van collega’s trad wel duidelijk het Dunning-Kruger-patroon oppmc.ncbi.nlm.nih.gov. De laagst scorende residenten overschatten hun prestaties het meest (het sterkste DKE bij de allerlaagste groep), terwijl de best scorende residenten juist hun relatieve prestaties onderschattenpmc.ncbi.nlm.nih.gov. Dit bevestigt het klassieke effect: de minst vaardige denken relatief te hoog over zichzelf, de meest vaardige eerder te laag.
Studies die kritiek leveren op het effect of het nuanceren/ontkrachten
Krueger & Mueller (2002); Gignac & Zajenkowski (2020, Intelligence) – Al eerder wezen onderzoekers erop dat het ogenschijnlijke Dunning-Kruger-patroon mogelijk een statistisch artefact is, veroorzaakt door het beter-dan-gemiddeld-effect en regressie naar het gemiddeldegwern.net. Gignac en Zajenkowski hebben deze kritiek recent nieuw leven ingeblazen. In 2020 pasten zij geavanceerde statistische tests toe op data over intelligentie (929 deelnemers) om het DKE te toetsen. Zij vonden geen statistisch bewijs dat laagbegaafden slechter waren in zelfinschatting dan hoogbegaafden: er werd geen heteroscedasticiteit gedetecteerd en de relatie tussen objectieve intelligentie en zelfingeschatte intelligentie was nagenoeg lineairgwern.net. Hieruit concluderen zij dat het fenomeen hooguit in veel kleinere mate bestaat dan oorspronkelijk gerapporteerdgwern.net. Met andere woorden, volgens deze analyse is het “klassieke” Dunning-Kruger-effect grotendeels een illusie, voortkomend uit statistische bias.
Dunkel, Nedelec & Van der Linden (2023, Intelligence) – Deze studie was een directe reactie op Gignac & Zajenkowski en probeerde hun bevindingen te repliceren met een meer representatieve steekproef. Dunkel et al. pasten dezelfde strengere analysemethoden toe en corrigeerden voor beperkingen in de eerdere studie (zoals selectieve steekproef). Zij vonden daarop wél een statistisch significant Dunning-Kruger-effect, maar de omvang ervan was minimaalgwern.net. De auteurs plaatsen daarom vraagtekens bij de praktische betekenis: het effect is wel detecteerbaar, maar zo klein dat het weinig impact lijkt te hebbengwern.net. Zij adviseren verder te onderzoeken onder welke omstandigheden dit minieme effect toch optreedtgwern.net.
Lebuda et al. (2024, Scientific Reports) – Dit onderzoek richtte zich op creatief denkvermogen en laat zien hoe resultaten afhangen van de gekozen analysemethode. Met twee studies naar divergent denken (N≈425 en N≈317) vergeleken de auteurs de klassieke kwartiel-gebaseerde analyse met nieuwe geavanceerde tests (Glejser-test voor heteroscedasticiteit en kwadratische regressie)nature.com. Bij gebruik van de traditionele methode vond men in alle condities een duidelijk Dunning-Kruger-effect, maar de geavanceerde statistische analyses boden geen consistent bewijs voor het effectnature.com. Deze discrepantie ligt in lijn met recente kritische literatuur die aannames achter het DKE ter discussie steltnature.com. Met andere woorden, voor creativiteitstaken lijkt het DKE vooral te verschijnen onder conventionele analysemethoden, terwijl strengere toetsen het effect uitvlakken.
McIntosh et al. (2022, Royal Society Open Science) – In een preregistreerde studie keken McIntosh en collega’s expliciet naar de “dubbele last”-verklaring van Dunning-Kruger (de aanname dat incompetent zijn gepaard gaat met gebrek aan inzicht daarin). Zij maakten gebruik van verfijnde metacognitie-maten tijdens een matrix-logica taak. De resultaten waren opvallend: zwakke presteerders beschikten wel over minder informatie voor hun zelfevaluaties, maar de kwaliteit van hun metacognitieve vaardigheden was niet slechter dan die van sterke presteerdersresearchgate.net. Sterker nog, de minst bekwame deelnemers waren in dit experiment juist mínder zelfzeker (voorzichter in hun zelfoordeel) dan de besten – hun zelfvertrouwen was passend lagerresearchgate.net. Cruciaal was dat deze metacognitieve factoren het Dunning-Kruger-patroon niet verklaarden: het klassieke patroon bleek bijna volledig toe te schrijven aan de prestatieverschillen zelf (statistische regressie) in plaats van een gebrek aan zelfkennisresearchgate.net. De auteurs concluderen dan ook dat de dubbele last-hypothese niet standhoudt en dat het ogenschijnlijke DKE in hun data een statistisch artefact is, zonder veel te zeggen over metacognitieresearchgate.net.
Nieuwe inzichten, methodologische verschillen en conclusie
Uit bovenstaande blijkt dat recent onderzoek een gemengd beeld schetst van het Dunning-Kruger-effect. Bevestigende studies tonen aan dat het effect zich in diverse domeinen manifesteert – van logisch redenerenpubmed.ncbi.nlm.nih.gov tot politieke kennis en medische opleiding – zij het soms met nuances (bv. geslachtsverschillen in zelfoverschattingiza.org of een link met socialemediagebruikresearchgate.net). Kritische onderzoeken daarentegen benadrukken dat meetmethoden en statistische analyses van grote invloed zijn op het al dan niet vinden van het effectnature.com. Sommige onderzoekers betogen dat het DKE grotendeels verklaard kan worden door algemene biases en statistische regressie in plaats van een uniek cognitief tekortgwern.netresearchgate.net.
Methodologische verschillen spelen duidelijk een rol: traditionele analyses (zoals het indelen in kwartielen) leveren vaker een DKE-resultaat opnature.com, terwijl moderne benaderingen (zoals heteroscedasticiteitstoetsen of direct meten van metacognitie) het effect vaak verkleinen of afwezig tonengwern.netresearchgate.net. Dit betekent dat onderzoekers bij nieuwe studies scherp moeten zijn op mogelijke artefacten en alternatieve verklaringen.
Conclusie: Het Dunning-Kruger-effect wordt in recente literatuur zowel bevestigd als genuanceerd. Er is bewijs dat incompetentere personen in veel situaties zichzelf overschatteniza.orgpmc.ncbi.nlm.nih.gov, maar de oorzaken en omvang van dit fenomeen blijken complex. Nieuwe inzichten suggereren dat context (bv. type taak, informatiewijze) en statistische methoden bepalen hoe sterk het effect optreedt. De consensus verschuift naar een genuanceerder beeld: het klassieke idee van “onkunde en onwetendheid daarvan” wordt deels ondersteund, maar tegelijkertijd tonen meerdere studies aan dat alledaagse biases en statistiek een groot deel van het waargenomen effect kunnen verklaren. Verdere onderzoek blijft nodig om precies af te bakenen wanneer en waardoor het Dunning-Kruger-effect optreedt, en hoe bijvoorbeeld training, feedback of andere factoren dit bias in zelfevaluatie kunnen verminderen.
